Spreuken 17:23
De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.
Exodus 23:8
Ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, en het verkeert de zaak der rechtvaardigen.
Spreuken 17:8
Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.
Micha 7:3
Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
Deuteronomium 16:19
Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de ogen der wijzen, en verkeert de woorden der rechtvaardigen.
1 Samuël 8:3
Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht.
1 Samuël 12:3
Ziet, hier ben ik, betuigt tegen mij, voor den HEERE, en voor Zijn gezalfde, wiens os ik genomen heb, en wiens ezel ik genomen heb, en wien ik verongelijkt heb, wien ik onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen heb, dat ik mijn ogen van hem zou verborgen hebben; zo zal ik het ulieden wedergeven.
Spreuken 18:16
De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.
Spreuken 21:14
Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.
Jesaja 1:23
Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft de geschenken lief, en zij jagen de vergeldingen na; den wezen doen zij geen recht, en de twistzaak der weduwen komt voor hen niet.
Ezechiël 22:12
Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE.
Micha 3:11
Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen.
Markus 14:10-11
En Judas Iskariot, een van de twaalven, ging heen tot de overpriesters, opdat hij Hem hun zou overleveren.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd