Spreuken 21:17

Die blijdschap liefheeft, die zal gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden.

Spreuken 23:21

Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen.

Spreuken 5:10-11

Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;

Spreuken 21:20

In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks.

Lukas 15:13-16

En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.

Lukas 16:24-25

En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam.

1 Timotheüs 5:6

Maar die haar wellust volgt, die is levende gestorven.

2 Timotheüs 3:4

Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain