Spreuken 5:10

Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;

Spreuken 6:35

Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.

Spreuken 31:3

Geeft aan de vrouwen uw vermogen niet, noch uw wegen, om koningen te verdelgen.

Hosea 7:9

Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet.

Lukas 15:30

Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain