Spreuken 21:25
De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken.
Spreuken 13:4
De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
Spreuken 6:6-11
Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Spreuken 12:24
De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen.
Spreuken 12:27
Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen.
Spreuken 15:19
De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
Spreuken 19:24
Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen.
Spreuken 20:4
Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
Spreuken 22:13
De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden!
Spreuken 24:30-34
Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Spreuken 26:13
De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.
Spreuken 26:16
De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die met rede antwoorden.
Mattheüs 25:26
Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd