Spreuken 26:28
Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting.
Spreuken 29:5
Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.
Spreuken 6:24
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Spreuken 7:5
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
Spreuken 7:21-23
Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.
Lukas 20:20-21
En zij namen Hem waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in Zijn rede vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren.
Johannes 8:40
Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.
Johannes 8:44-49
Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.
Johannes 10:32-33
Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?
Johannes 15:22-24
Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd