Spreuken 3:35

De wijzen zullen eer beerven; maar elkeen der zotten neemt schande op zich.

1 Samuël 2:30

Daarom spreekt de HEERE, de God Israels: Ik had wel klaarlijk gezegd: Uw huis en uws vaders huis zouden voor Mijn aangezicht wandelen tot in eeuwigheid; maar nu spreekt de HEERE: Dat zij verre van Mij; want die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden.

Psalmen 73:24

Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.

Psalmen 132:18

Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien.

Spreuken 4:8

Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.

Spreuken 13:8

Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.

Jesaja 65:13-15

Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken, doch gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn knechten zullen blijde zijn, doch gijlieden zult beschaamd zijn.

Daniël 12:2-3

En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain