Spreuken 6:7
Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
Job 39:26-30
Tegen hem ratelt de pijlkoker, het vlammig ijzer des spies en der lans.
Job 41:4-34
Wie zou het opperste zijns kleeds ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen?
Spreuken 30:27
De sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in hopen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd