Spreuken 6:8
Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
Spreuken 10:5
Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
Spreuken 30:25
De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.
1 Timotheüs 6:19
Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd