Spreuken 7:27
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.
Spreuken 5:5
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.
Spreuken 9:18
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
Spreuken 2:18-19
Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
Prediker 7:26
En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.
Openbaring 22:15
Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd