Spreuken 9:15
Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:
Spreuken 7:13-15
En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:
Spreuken 7:25-27
Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.
Spreuken 23:27-28
Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd