Zacharia
- 168 En
- 146 De
- 119 Het
- 102 Zal
- 88 Heere
- 86 Ik
- 81 Van
- 81 Zijn
- 77 Die
- 74 Der
- 69 Den
- 67 Een
- 65 Tot
- 55 Des
- 50 Zullen
- 49 Mij
- 49 Te
- 47 Zij
- 46 Heirscharen
- 46 Hij
- 38 Niet
- 37 Jeruzalem
- 35 Heeren
- 35 Want
- 33 Dat
- 33 Met
- 33 Mijn
- 28 Als
- 28 Op
- 28 Worden
- 28 Zeide
- 27 Alzo
- 26 Dien
- 25 Deze
- 25 Gij
- 25 Zeggende
- 24 Huis
- 24 Uit
- 23 Dage
- 22 Zegt
- 22 Ziet
- 21 Land
- 21 Spreekt
- 20 Juda
- 20 Over
- 20 Voor
- 19 Hebben
- 19 Hun
- 19 Uw
- 18 Engel
- 18 Hen
- 18 Maar
- 18 Ook
- 18 Tegen
- 18 Wezen
- 17 Er
- 17 Gelijk
- 17 Geschieden
- 17 Sprak
- 17 Toen
- 16 Aan
- 16 Heidenen
- 15 Om
- 15 Wat
- 13 Dit
- 13 Haar
- 13 Heb
- 13 Heeft
- 13 Ogen
- 13 Woord
- 12 Hem
- 11 Aangezicht
- 11 Naar
- 11 Was
- 11 Zult
- 10 Al
- 10 Antwoordde
- 10 Ganse
- 10 God
- 10 Paarden
- 10 Ten
- 10 Ze
- 9 Aarde
- 9 Alle
- 9 Geen
- 9 Geschiedde
- 9 Komen
- 9 Midden
- 9 Onder
- 9 Profeten
- 9 Volken
- 9 Zo
- 8 Ben
- 8 Dagen
- 8 Doen
- 8 Had
- 8 Inwoners
- 8 Ja
- 8 Man
- 8 Nu
Zacharia
- 211
- 70 De heer
- 70 De Heere
- 70 De Heere
- 41 Heere der heirscharen
- 20 Zegt de Heere
- 17 Zo zegt de Heere
- 16 Den heer
- 11 Het woord
- 5 Huis van Juda
- 5 Ik ben
- 5 Ik ben
- 5 Inwoners van Jeruzalem.
- 5 Tegen Jeruzalem
- 4 Zal de Heere
- 3 Deze dag
- 2 Dertig zilverlingen
- 2 Heere zeide
- 2 In het land
- 2 Mijn volk.
- 1 Aan zijn rechterhand
- 1 Aan zijn rechterhand
- 1 Al de heiligen
- 1 Door mijn geest
- 1 Einden der aarde
- 1 Geen vrede
- 1 Grote menigte
- 1 Grote menigte
- 1 Hoe lang
- 1 Huis Israëls
- 1 Huis van God
- 1 Ik ben de HEERE
- 1 In die dagen
- 1 In uw handen
- 1 Koning van Juda
- 1 Mijn verbond
- 1 Mijn verbond
- 1 Mijn woorden
- 1 Mijn woorden
- 1 Onder de volken
- 1 Oude Man
- 1 Over het land
- 1 Uit Egypte
- 1 Uw hart
- 1 Van God
- 1 Volken der aarde
- 1 Vorige dag
- 1 Zijn heilige
- 1 Zijn rechterhand
- 1 Zilver en Goud