De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.

Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.

Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.

Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:

Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:

De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.

Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al.

En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;

Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.

Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.

Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.

Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.

De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.

Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.

Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.

Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:

Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:

Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.