27 Bijbelverzen over Koud Weer

Meest relevante verzen

Job 37:9

Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.

Spreuken 31:21

Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.

Nahum 3:17

Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn.

Haggaï 1:6

Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

Zacharia 14:6

En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijke licht, en de dikke duisternis.

Job 38:29

Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels?

Psalmen 147:17

Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude?

Job 38:30

Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat.

Job 37:6

Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.

Psalmen 147:16

Hij geeft sneeuw als wol; Hij strooit den rijm als as.

Job 6:16

Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt.

Klaagliederen 4:7

Zain. Haar bijzondersten waren reiner dan de sneeuw, zij waren witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder dan een saffier.

Job 9:30

Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere met zeep;

Psalmen 78:47

Hij doodde hun wijnstok door den hagel, en hun wilde vijgebomen door vurigen hagelsteen.

Exodus 16:14

Als nu de liggende dauw opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein rond ding, klein als de rijm, op de aarde.

Johannes 18:18

En de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en warmden zich. Petrus stond bij hen, en warmde zich.

2 Samuël 23:20

Voorts Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dapperen man, groot van daden, van Kabzeel; die sloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en sloeg een leeuw in het midden van een kuil in den sneeuwtijd.

1 Kronieken 11:22

Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen mans van Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en versloeg een leeuw in het midden des kuils, in den sneeuwtijd.

Job 24:7

Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel heeft tegen de koude.

Never miss a post

Public domain