17 Bijbelverzen over Ploeger
Meest relevante verzen
Ploegt de ploeger den gehelen dag om te zaaien? Opent en egt hij zijn land den gehelen dag?
Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort mijn rede!
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger den maaier, en de druiventreder den zaadzaaier genaken zal; en de bergen zullen van zoeten wijn druipen, en al de heuvelen zullen smelten.
En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen.
Of zegt Hij dat ganselijk om onzentwil? Want om onzentwil is dat geschreven; overmits die ploegt, op hoop moet ploegen, en die op hoop dorst, moet zijn hoop deelachtig worden.
En Jezus zeide tot hem: Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.
Zes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den ploegtijd en in den oogst zult gij rusten.
Zo ging hij van daar, en vond Elisa, den zoon van Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich henen, en hij was bij het twaalfde; en Elia ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem.
Maar van de armsten des lands liet de overste der trawanten enigen overig tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.
Maar van de armsten des lands liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen over tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.
Maar het volk, dat zijn hals zal brengen onder het juk des konings van Babel, en hem dienen, datzelve zal Ik in zijn land laten, spreekt de HEERE, en het zal dat bouwen en daarin wonen.
En over die, die het akkerwerk deden, in de landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub.
En dat hij hen zich stelle tot oversten der duizenden, en tot oversten der vijftigen; en dat zij zijn akker ploegen, en dat zij zijn oogst oogsten, en dat zij zijn krijgswapenen maken, mitsgaders zijn wapentuig.
En wie van u heeft een dienstknecht ploegende, of de beesten hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan?
Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan.
De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst, want de oogst des velds is vergaan.