147 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Benjamín' in de Bijbel

De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin.

Doch Benjamin, Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broederen; want hij zeide: Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete!

VersbegrippenPartijdigheidAngst Voor Andere Dingen

Toen zeide Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij!

VersbegrippenMensen TegenIndividuen Die OverlijdenVerlies

En God, de Almachtige, geve u barmhartigheid voor het aangezicht van dien man, dat hij uw anderen broeder en Benjamin met u late gaan! En mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd!

VersbegrippenDe Kracht Van GodVerliesMensen Die Genade TonenMensen Die Anderen Vrijlaten

En die mannen namen dat geschenk, en namen dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs aangezicht.

VersbegrippenDubbel GeldOnbepaalde Sommen Geld

Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot dengene, die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed; want deze mannen zullen te middag met mij eten.

VersbegrippenUurMaaltijdenMiddagRentmeesterschapAvondmaalHuisdieren DodenMensen Zien

En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zeidet? Daarna zeide hij: Mijn zoon! God zij u genadig!

VersbegrippenHoffelijkheidGoddelijke GunstGroetenHet Jongste KindMensen ZienMoeders En Zonen

En hij doorzocht, beginnende met den grootste, en voleindigende met den kleinste; en die beker werd gevonden in den zak van Benjamin.

VersbegrippenBroersBeginZoeken Voor Concrete DingenDingen Vinden

En ziet, uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder Benjamin, dat mijn mond tot u spreekt.

VersbegrippenDat Ben IkMensen Zien

En hij viel aan den hals van Benjamin, zijn broeder, en weende; en Benjamin weende aan zijn hals.

VersbegrippenNekGroeten

Hij gaf hun allen, iedereen, wisselklederen; maar Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen, en vijf wisselklederen.

VersbegrippenJurkGeschenkenVijf DingenMensen Die Kleren GevenSpecifieke Sommen Geld

De zonen van Rachel, Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin.

En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard.

VersbegrippenStammen Van Israël

Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.

VersbegrippenWolvenIn De OchtendPlunder VerdelenHeftige Mannen

Issaschar, Zebulon, en Benjamin;

Van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni.

Van de zonen van Benjamin, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken,

Waren hun getelden van den stam van Benjamin vijf en dertig duizend en vierhonderd.

VersbegrippenDertigduizend En Meer

Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de zoon van Gideoni, zal de overste der zonen van Benjamin zijn.

Op den negenden dag offerde de overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni.

VersbegrippenDag 9

En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni.

VersbegrippenVerdeling

Van de stam van Benjamin, Palti, de zoon van Rafu.

De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahirmieten;

Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd.

VersbegrippenVeertig Duizend En Meer

Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon;

Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

VersbegrippenStammen Van IsraëlDe Oversteek Naar Het Beloofde Land

En van Benjamin zeide hij: De beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den gansen dag overdekken, en tussen Zijn schouders zal hij wonen!

VersbegrippenOplossingen Tegen OnzekerheidFysieke RustVeiligheidSchoudersGods Liefde Voor Israël

En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.

VersbegrippenLand Als Goddelijke Verantwoordelijkheid

De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenOostelijke Grenzen

De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-Keziz,

En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenDe Geschiedenis Van JeruzalemVeertien

Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.

VersbegrippenDertien

En van den stam van Benjamin, Gibeon en haar voorsteden, Geba en haar voorsteden;

Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag.

VersbegrippenDe Geschiedenis Van JeruzalemZion Als Een PlaatsMachteloosheidZe Niet VerdrijvenOnmogelijk Uit Te DrijvenWaar Wonen Mensen Tot De Dag Van Vandaag

Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers.

VersbegrippenKapiteinenGraadWortelsPersoneel

Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen, zelfs tegen Juda, en tegen Benjamin, en tegen het huis van Efraim; zodat het Israel zeer bang werd.

VersbegrippenVijanden Van Israël En JudaAanvallen

En de stammen van Israel zonden mannen door den gansen stam van Benjamin, zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder ulieden geschied is?

Zo geeft nu die mannen, die kinderen Belials, die te Gibea zijn, dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet horen naar de stem van hun broederen, de kinderen Israels.

VersbegrippenMorele En Spirituele ZuiverheidMensen OverhandigenDoodstraf Voor Sexuele Zonde

Maar de kinderen van Benjamin verzamelden zich uit de steden naar Gibea, om uit te trekken ten strijde tegen de kinderen Israels.

VersbegrippenBurgeroorlog

En de kinderen van Benjamin werden te dien dage geteld uit de steden, zes en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken, behalve dat de inwoners van Gibea geteld werden, zevenhonderd uitgelezene mannen.

VersbegrippenZeven- Tot NegenhonderdTwintigduizend En Meer

En de mannen van Israel werden geteld, behalve Benjamin, vierhonderd duizend mannen, die het zwaard uittrokken; deze allen waren mannen van oorlog.

VersbegrippenZwaardenDrie- Tot Negenhonderd Duizend

En de kinderen Israels maakten zich op, en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden God, en zeiden: Wie zal onder ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE zeide: Juda vooreerst.

VersbegrippenNavraag Doen Bij GodEerste Om Te VechtenVijanden BevechtenMensen Van Juda

En de mannen van Israel togen uit ten strijde tegen Benjamin; voorts schikten de mannen Israels den strijd tegen hen bij Gibea.

VersbegrippenConfrontatieElkaar Bevechten

Toen togen de kinderen van Benjamin uit van Gibea, en zij vernielden ter aarde op dien dag van Israel twee en twintig duizend man.

VersbegrippenTwintigduizend En MeerDoden Binnen IsraëlNederlaag Van Gods Mensen

En de kinderen Israels togen op, en weenden voor het aangezicht des HEEREN tot op den avond, en vraagden den HEERE zeggende: Zal ik weder genaken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder? En de HEERE zeide: Trekt tegen hem op.

VersbegrippenActie Tot De Avond

Zo naderden de kinderen Israels tot de kinderen van Benjamin, des anderen daags.

VersbegrippenElkaar Bevechten

En die van Benjamin trokken uit hun tegemoet, uit Gibea, op den tweeden dag, en velden van de kinderen Israels nog achttien duizend man neder ter aarde; die allen trokken het zwaard uit.

VersbegrippenConfrontatieElf Tot Negentien DuizendDoden Binnen IsraëlNederlaag Van Gods Mensen

En Pinehas, de zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, in die dagen, zeggende: Zal ik nog meer uittrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder, of zal ik ophouden? en de HEERE zeide: Trekt op, want morgen zal Ik hem in uw hand geven.

VersbegrippenZij Die God In Hun Handen Heeft Gegeven

En de kinderen Israels togen op, aan den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin; en zij schikten den strijd op Gibea, als op de andere malen.

VersbegrippenHerhalen

Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk tegemoet, en werden van de stad afgetrokken; en zij begonnen te slaan van het volk, en te doorsteken, gelijk de andere malen, op de straten, waarvan de een opgaat naar het huis Gods, en de ander naar Gibea, in het veld, omtrent dertig man van Israel.

VersbegrippenDertigMensen Uit Andere Plaatsen HalenDoden Binnen Israël

Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht geslagen, als te voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons vlieden, en hen van de stad aftrekken naar de straten.

VersbegrippenStrategieën In OorlogsvoeringIsraël Op De Vlucht

Toen sloeg de HEERE Benjamin voor Israels aangezicht; dat de kinderen Israels op dien dag van Benjamin vernielden vijf en twintig duizend en honderd mannen; die allen trokken het zwaard uit.

VersbegrippenTwintigduizend En MeerGod DodendGod Doodde Zijn MensenDoden Binnen Israël

En de kinderen van Benjamin zagen, dat zij geslagen waren; want de mannen van Israel gaven de Benjaminieten plaats, omdat zij vertrouwden op de achterlage, die zij tegen Gibea gesteld hadden.

VersbegrippenOnbetrouwbaarheidAndere Mensen Vertrouwen

Zo keerden zich de mannen van Israel om in den strijd; en Benjamin had begonnen te slaan en te doorsteken van de mannen van Israel omtrent dertig man; want zij zeiden: Immers is hij zekerlijk voor ons aangezicht geslagen, als in den vorigen strijd.

VersbegrippenDertigDoden Binnen Israël

Toen begon de verheffing op te gaan van de stad, als een pilaar van rook; als nu Benjamin achter zich omzag, ziet, zo ging de brand der stad op naar den hemel.

VersbegrippenTerugkijken

En de mannen van Israel keerden zich om; en de mannen van Benjamin werden verbaasd, want zij zagen, dat het kwaad hen treffen zou.

Zij omringden Benjamin, zij vervolgden hem, zij vertraden hem gemakkelijk, tot voor Gibea, tegen den opgang der zon.

En er vielen van Benjamin achttien duizend mannen; deze allen waren strijdbare mannen.

VersbegrippenElf Tot Negentien Duizend

Alzo waren allen, die op die dag van Benjamin vielen, vijf en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken; die allen waren strijdbare mannen.

VersbegrippenTwintigduizend En Meer

En de mannen van Israel keerden weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, die van de gehele stad tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten zij alle steden, die gevonden werden, in het vuur.

VersbegrippenBrandende StedenZowel Mens Als Dier Gedood

En het berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun broeder; en zij zeiden: Heden is een stam van Israel afgesneden.

VersbegrippenVerdrietVerliesNiemand Te Vinden

Toen zond de ganse vergadering heen, en sprak tot de kinderen van Benjamin, die in den rotssteen van Rimmon waren, en zij riepen hen vrede toe.

Toen berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE een scheur gemaakt had in de stammen van Israel.

VersbegrippenSpijt Hebben

En de oudsten der vergadering zeiden: Wat zullen wij, belangende de vrouwen, doen aan degenen, die overgebleven zijn? Want de vrouwen zijn uit Benjamin verdelgd.

VersbegrippenOuderen Als GemeenschapsleidersVrouwen Voor Benjamin

Wijders zeiden zij: De erfenis dergenen, die ontkomen zijn, is van Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd worden uit Israel.

VersbegrippenErfgenamenMateriële ErfenisOverlevenden Van Israël

En zij geboden den kinderen van Benjamin, zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden.

VersbegrippenZich Verbergen Voor Mensen

En let er op, en ziet, als de dochters van Silo zullen uitgegaan zijn om met reien te dansen, zo komt gij voort uit de wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw, uit de dochteren van Silo; en gaat heen in het land van Benjamin.

VersbegrippenVrouwen Voor Benjamin

En de kinderen van Benjamin deden alzo, en voerden naar hun getal vrouwen weg, van de reiende dochters, die zij roofden, en zij togen heen, en keerden weder tot hun erfenis, en herbouwden de steden, en woonden daarin.

VersbegrippenTroepen Die Naar Huis Gaan

Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon van Abiel, den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath, den zoon van Afiah, den zoon eens mans van Jemini, een dapper held.

Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een man uit het land van Benjamin, dien zult gij ten voorganger zalven over Mijn volk Israel; en hij zal Mijn volk verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien, dewijl deszelfs geroep tot Mij gekomen is.

VersbegrippenVerlossersGods Actie MorgenZalving Van KoningenKreten Van Ellende Tot GodKoningen MakenIndividuen Die Anderen Redden

Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn geslacht is het niet het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?

VersbegrippenStammenNederigheidVereisten Voor PredikantenBedeesdheidMinderhedenZelfvernederingKleine DingenIk Ben Onbelangrijk

Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin, te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen?

VersbegrippenZorgDingen VindenTwee Andere Mannen

Toen nu Samuel al de stammen van Israel had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt.

Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij werd niet gevonden.

VersbegrippenNergens Te Vinden

En maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten, en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel.

VersbegrippenKoningen MakenNoordelijk Koninkrijk Israël

Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van Davids knechten.

VersbegrippenTwaalf Wezens

En de kinderen van Benjamin verzamelden zich achter Abner, en werden tot een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel.

Maar Davids knechten hadden van Benjamin en onder Abners mannen geslagen: driehonderd en zestig mannen waren er dood gebleven.

VersbegrippenDrie- Tot VierhonderdDriehonderd En MeerDoden Binnen Israël

En Abner sprak ook voor de oren van Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, om te Hebron voor Davids oren te spreken alles, wat goed was in de ogen van Israel, en in de ogen van het ganse huis van Benjamin.

En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van Rimmon, den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend.

En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning.

VersbegrippenRentmeesterschapVijftienTwintigDuizend MensenHaastige Actie

En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.

VersbegrippenEen Andere Zijn BegraafplaatsGod Beantwoordde Gebed

Simei, de zoon van Ela, in Benjamin.

Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde hij het ganse huis van Juda en den stam van Benjamin, honderd en tachtig duizend uitgelezenen, geoefend ten oorlog, om tegen het huis Israels te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht.

VersbegrippenVoorbeelden Van OorlogConstructie IsraëlHonderdduizend En MeerHerstel Van MensenBurgeroorlog

Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse huis van Juda en Benjamin, en overige des volks, zeggende:

Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.

Van den stam van Benjamin nu: Geba en haar voorsteden, en Allemeth en haar voorsteden, en Anathoth en haar voorsteden. Al hun steden, in hun huisgezinnen, waren dertien steden.

VersbegrippenDertien

En zij gaven ze bij het lot, van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, en van den stam der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij namen noemden.

De kinderen van Benjamin waren Bela, en Becher, en Jediael; drie.

De kinderen van Jediael nu waren Bilhan; en de kinderen van Bilhan waren Jeus en Benjamin, en Ehud, en Chenaana, en Zethan, en Tharsis, en Ahi-sahar.

Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde,

VersbegrippenEerstgeboren Zonen

En de zonen van Ulam waren mannen, kloeke helden, den boog spannende, en zij hadden vele zonen, en zoons zonen, honderd en vijftig. Al dezen waren van de kinderen van Benjamin.

VersbegrippenKleinkinderenBoogschutters In LegersStrijders

Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse;

En van de kinderen van Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua;

Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.

VersbegrippenUitrusting, FysiekSlingersStenenStrijdersLinkshandigStenen WerpenPijlen

Er kwamen ook van de kinderen van Benjamin en Juda op de vesting tot David.

En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;

VersbegrippenKroningenDrieduizend En Meer

Doch Levi en Benjamin telde hij onder dezelve niet; want des konings woord was Joab een gruwel.

VersbegrippenVolkstelling

Over half Manasse, in Gilead, was Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin was Jaasiel, de zoon van Abner;

Public domain