'Een' in de Bijbel
Want de koning van het Noorden zal wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen met een grote heirkracht, en met groot goed.
En de koning van het Noorden zal komen, en een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van het Zuiden zullen niet bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht zijn om te bestaan.
En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht zijns gansen rijks te komen, en hij zal billijke voorwaarden medebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn.
Daarna zal hij zijn aangezicht tot de eilanden keren, en hij zal er vele innemen; doch een overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat hij zijn smaad op hem zal doen wederkeren.
En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog.
Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen.
Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen, dat zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een zekeren tijd toe.
En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken.
En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben ter bestemder tijd.
En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen het heiligdom ontheiligen, en de sterkte, en zij zullen het gedurige offer wegnemen, en een verwoestenden gruwel stellen.
Als zij nu zullen vallen, zullen zij met een kleine hulp geholpen worden; doch velen zullen zich door vleierijen tot hen vervoegen.
En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd.
En te dier tijd zal Michael opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek.
En ik, Daniel, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever der rivier.
En hij zeide tot den Man, bekleed met linnen, Die boven op het water der rivier was: Tot hoe lang zal het zijn, dat er een einde van deze wonderen zal wezen?
En ik hoorde dien Man, bekleed met linnen, Die boven op het water van de rivier was, en Hij hief Zijn rechterhand en Zijn linkerhand op naar den hemel, en zwoer bij Dien, Die eeuwiglijk leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een helft, en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand des heiligen volks, al deze dingen voleind zullen worden.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (349)
- Exodus (329)
- Leviticus (316)
- Numberi (329)
- Deuteronomium (231)
- Jozua (116)
- Richteren (171)
- Ruth (25)
- 1 Samuël (225)
- 2 Samuël (189)
- 1 Koningen (194)
- 2 Koningen (171)
- 1 Kronieken (93)
- 2 Kronieken (159)
- Ezra (40)
- Nehemia (67)
- Esther (39)
- Job (213)
- Psalmen (460)
- Spreuken (327)
- Prediker (80)
- Hooglied (39)
- Jesaja (418)
- Jeremia (399)
- Klaagliederen (32)
- Ezechiël (379)
- Daniël (116)
- Hosea (76)
- Joël (28)
- Amos (50)
- Obadja (7)
- Jona (17)
- Micha (36)
- Nahum (12)
- Habakuk (13)
- Zefanja (16)
- Haggaï (38)
- Zacharia (67)
- Maleachi (21)
- Mattheüs (224)
- Markus (154)
- Lukas (301)
- Johannes (157)
- Handelingen (238)
- Romeinen (88)
- 1 Corinthiërs (120)
- 2 Corinthiër (42)
- Galaten (33)
- Efeziërs (25)
- Filippenzen (18)
- Colossenzen (15)
- 1 Thessalonicenzen (12)
- 2 Thessalonicenzen (9)
- 1 Timotheüs (36)
- 2 Timotheüs (18)
- Titus (7)
- Filémon (6)
- Hebreeën (91)
- Jakobus (40)
- 1 Petrus (30)
- 2 Petrus (13)
- 1 Johannes (27)
- 2 Johannes (4)
- Judas (2)
- Openbaring (145)