'Geworden' in de Bijbel
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik.
Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
Dezelve is het, Die na mij komt, Welke voor mij geworden is, Wien ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.
Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik.
Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet, van waar de wijn was; maar de dienaren, die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de hofmeester den bruidegom.
Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden.
Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke het beter met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts.
Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede.
En als het avond geworden was, gingen Zijn discipelen af naar de zee.
En in het schip gegaan zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum. En het was alrede duister geworden, en Jezus was tot hen niet gekomen.
De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie.
De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was.
Indien wij Hem alzo laten geworden, zij zullen allen in Hem geloven, en de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en volk.
En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was.
Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (16)
- Exodus (6)
- Leviticus (6)
- Numberi (11)
- Deuteronomium (6)
- Jozua (5)
- Richteren (1)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (12)
- 2 Samuël (7)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (4)
- Ezra (1)
- Nehemia (6)
- Job (9)
- Psalmen (33)
- Spreuken (6)
- Prediker (3)
- Jesaja (32)
- Jeremia (35)
- Klaagliederen (12)
- Ezechiël (22)
- Daniël (5)
- Hosea (10)
- Joël (3)
- Nahum (2)
- Habakuk (2)
- Zefanja (2)
- Haggaï (38)
- Zacharia (3)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (24)
- Markus (20)
- Lukas (16)
- Johannes (16)
- Handelingen (21)
- Romeinen (26)
- 1 Corinthiërs (12)
- 2 Corinthiër (11)
- Galaten (4)
- Efeziërs (7)
- Filippenzen (4)
- Colossenzen (2)
- 1 Thessalonicenzen (6)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (1)
- Filémon (1)
- Hebreeën (24)
- Jakobus (6)
- 1 Petrus (5)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (2)
- Openbaring (24)