38 Bijbelvers over Vooruitgang

Meest relevante verzen

2 Corinthiër 13:9

Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking.

1 Timotheüs 4:6

Als gij deze dingen den broederen voorstelt, zo zult gij een goed dienaar van Jezus Christus zijn, opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer, welke gij achtervolgd hebt.

Johannes 4:52

Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke het beter met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts.

1 Corinthiërs 8:8

De spijze nu maakt ons Gode niet aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek.

Jeremia 25:5

Zeggende: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid uwer handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en uw vaderen gegeven heeft, van eeuw tot eeuw;

Deuteronomium 11:1

Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, en Zijn geboden.

2 Kronieken 31:11

Toen zeide Jehizkia, dat men kameren aan het huis des HEEREN bereiden zou; en zij bereidden ze.

2 Kronieken 31:20

En alzo deed Jehizkia in geheel Juda; en hij deed dat goed, en recht, en waarachtig was, voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods.

Jeremia 10:17

Raap uw kramerij weg uit het land, gij inwoneres der vesting!

Filippenzen 2:21

Want zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is.

2 Kronieken 31:21

En in alle werk, dat hij begon in den dienst van het huis Gods, en in de wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart, en had voorspoed.

Maleachi 3:14

Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan, voor het aangezicht des HEEREN der heirscharen?

Hebreeën 3:9

Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang.

2 Kronieken 31:8

Toen nu Jehizkia en de vorsten kwamen en die hopen zagen, zegenden zij den HEERE en Zijn volk Israel.

Jozua 9:4

Zo handelden zij ook arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels, en oude en gescheurde, en samengebonden lederen wijnzakken;

Ezechiël 33:32

En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen, als een, die schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij uw woorden, maar zij doen ze niet.

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain