'Negenhonderd' in de Bijbel
Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Seth negenhonderd en twaalf jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd twee en zestig jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.
Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd en vijftig jaren; en hij stierf.
Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE; want hij had negenhonderd ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met geweld onderdrukt, twintig jaren.
Zo riep Sisera al zijn wagenen bijeen, negenhonderd ijzeren wagenen, en al het volk, dat met hem was, van Haroseth der heidenen tot de beek Kison.
En hun broederen naar hun geslachten, negenhonderd zes en vijftig; al deze mannen waren hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen.
De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.
De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en dertig;
De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;
En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig.