'Ongerechtigheden' in de Bijbel
Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.
Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde.
Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.
Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?
En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden.