'Overlast' in de Bijbel
Gij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland.
Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.
Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.
Maar uw ogen en uw hart zijn niet dan op uw gierigheid, en op onschuldig bloed, om dat te vergieten, en op verdrukking en overlast, om die te doen.
En hem vraagden ook de krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: Doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen.
En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar.