'Regeert' in de Bijbel
Toen zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken, en heengaan, en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den koning, dat zij een verbond met u maken, en gij regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet David Abner gaan, en hij ging in vrede.
Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: De HEERE regeert.
God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid.
De HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.
Zegt onder de heidenen: De HEERE regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
De HEERE regeert, de aarde verheuge zich; dat veel eilanden zich verblijden.
De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.
Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;
Die zijn eigen huis wel regeert, zijn kinderen in onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid;