'Vijf' in de Bijbel
En Seth leefde honderd en vijf jaren, en hij gewon Enos.
Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd en vijf jaren; en hij stierf.
En Mahalal-el leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Jered.
Zo waren al de dagen van Mahalal-el achthonderd vijf en negentig jaren; en hij stierf.
En Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach.
Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.
En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah.
En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran.
En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging.
Tegen Kedor-Laomer, den koning van Elam, en Tideal, den koning der volken, en Amrafel, den koning van Sinear, en Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.
Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken; zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven? En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden.
Dit nu zijn de dagen der jaren des levens van Abraham, welke hij geleefd heeft, honderd vijf en zeventig jaren.
Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, in welke geen ploeging noch oogst zijn zal.
En ik zal u aldaar onderhouden; want er zullen nog vijf jaren des hongers zijn, opdat gij niet verarmt, gij en uw huis, en alles wat gij hebt!
Hij gaf hun allen, iedereen, wisselklederen; maar Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen, en vijf wisselklederen.
En hij nam een deel zijner broederen, te weten vijf mannen, en hij stelde hen voor Farao's aangezicht.