'Waterbeken' in de Bijbel
Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten;
Van daar reisden zij naar Gudgod, en van Gudgod naar Jotbath, een land van waterbeken.)
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;
Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil.
En die man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.
En zij zullen uitspruiten tussen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken.
Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israel tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene.
Pe. Met waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks.