'Broederen' in de Bijbel
En hij kwam in zijns vaders huis te Ofra, en doodde zijn broederen, de zonen van Jerubbaal, zeventig mannen, op een steen; doch Jotham, de jongste zoon van Jerubbaal werd overgelaten, want hij had zich verstoken.
Gaal, de zoon van Ebed, kwam ook met zijn broederen, en zij gingen over in Sichem; en de burgeren van Sichem verlieten zich op hem.
Abimelech nu bleef te Aruma; en Zebul verdreef Gaal en zijn broederen, dat zij te Sichem niet mochten wonen.
Alzo deed God wederkeren heet kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broederen.
Toen vlood Jeftha voor het aangezicht zijner broederen, en woonde in het land Tob; en ijdele mannen vergaderden zich tot Jeftha, en togen met hem uit.
En zij kwamen tot hun broederen te Zora en te Esthaol, en hun broeders zeiden tot hen: Wat zegt gijlieden?
Toen antwoordden de vijf mannen, die gegaan waren om het land van Lais te verspieden, en zeiden tot hun broederen: Weet gijlieden ook, dat in die huizen een efod is, en terafim, en een gesneden en een gegoten beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij.
Zo geeft nu die mannen, die kinderen Belials, die te Gibea zijn, dat wij hen doden, en het kwaad uit Israel wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet horen naar de stem van hun broederen, de kinderen Israels.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (48)
- Exodus (2)
- Leviticus (3)
- Numberi (9)
- Deuteronomium (19)
- Jozua (7)
- Richteren (8)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (4)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (2)
- 2 Koningen (3)
- 1 Kronieken (51)
- 2 Kronieken (17)
- Ezra (9)
- Nehemia (23)
- Esther (1)
- Job (2)
- Psalmen (3)
- Spreuken (2)
- Jeremia (4)
- Ezechiël (1)
- Hosea (2)
- Amos (2)
- Micha (1)