'Brood' in de Bijbel
En zij kwamen in huis; en daar vergaderde wederom en schare, alzo dat zij ook zelfs niet konden brood eten.
En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf, geen male, geen brood, geen geld in den gordel;
Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor tweehonderd penningen brood, en hun te eten geven?
En ziende, dat sommigen van Zijn discipelen met onreine, dat is, met ongewassen handen brood aten, berispten zij hen.
Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen?
Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neme, en den hondekens voor werpe.
En Zijn discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, en hadden niet dan een brood met zich in het schip.
En als zij aten, nam Jezus brood, en als Hij gezegend had, brak Hij het, en gaf het hun, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (21)
- Exodus (18)
- Leviticus (9)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (8)
- Jozua (2)
- Richteren (4)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (13)
- 2 Samuël (8)
- 1 Koningen (16)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (1)
- Ezra (1)
- Nehemia (5)
- Job (7)
- Psalmen (14)
- Spreuken (17)
- Prediker (2)
- Jesaja (14)
- Jeremia (8)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (14)
- Hosea (2)
- Amos (3)
- Obadja (1)
- Maleachi (1)