'Degenen' in de Bijbel
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen, met degenen, die de voorhuid hebben;
Zij zeggen steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft het gesproken, gijlieden zult vrede hebben; en tot al wie naar zijns harten goeddunken wandelt, zeggen zij: Ulieden zal geen kwaad overkomen.
Ziet, Ik wil aan degenen, die valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE.
Toen nu alle oversten der heiren, die in het veld waren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon van Ahikam, over het land gesteld had, en dat hij aan hem bevolen had de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten des lands, van degenen, die niet naar Babel gevankelijk waren weggevoerd;
Want Ik zal bezoeking doen over degenen, die in Egypteland wonen, gelijk als Ik bezoeking gedaan heb over Jeruzalem, door het zwaard, door den honger en door de pestilentie;
De HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem vertrouwen.
Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten hoop worden, en haar onderhorige plaatsen zullen met vuur aangestoken worden; en Israel zal erven degenen, die hem geerfd hadden, zegt de HEERE.
Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken.
En hun kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE.
Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een verdervenden wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar wonen in het hart van degenen, die tegen Mij opstaan.
En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in het midden der stad gevonden werden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (3)
- Exodus (3)
- Leviticus (3)
- Numberi (7)
- Deuteronomium (1)
- Jozua (2)
- Richteren (5)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (3)
- 2 Koningen (6)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (5)
- Ezra (3)
- Esther (2)
- Job (1)
- Psalmen (37)
- Spreuken (11)
- Prediker (3)
- Jesaja (7)
- Jeremia (11)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (20)
- Daniël (1)
- Hosea (1)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Zacharia (2)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (10)
- Markus (18)
- Lukas (16)
- Johannes (8)
- Handelingen (18)
- Romeinen (13)
- 1 Corinthiërs (7)
- 2 Corinthiër (7)
- Galaten (8)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (2)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (5)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (3)
- Titus (1)
- Hebreeën (15)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Judas (1)
- Openbaring (8)