'Dit' in de Bijbel
In dit alles zondigde Job niet, en schreef Gode niets ongerijmds toe.
Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten.
Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.
Maar deze dingen hebt Gij verborgen in Uw hart; ik weet, dat dit bij U geweest is.
Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?
Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.
En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
Weet gij dit? Van altoos af, van dat God den mens op de wereld gezet heeft,
Dit is het deel des goddelozen mensen van God, en de erve zijner redenen van God.
Hoort aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen.
Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?
Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen.
En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden.
Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.
Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.
Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet.