41 Bijbelvers over Besteed Aandacht Aan Mensen!

Meest relevante verzen

Exodus 18:19

Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God;

Job 15:17

Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;

Job 32:10

Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

Job 33:1

En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore.

Job 33:31

Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.

Job 34:2

Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij.

Job 34:10

Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!

Job 34:16

Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.

Spreuken 8:6

Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn.

1 Samuël 28:22

Zo hoor toch gij nu ook naar de stem uwer dienstmaagd, en laat mij een bete broods voor u zetten, en eet; zo zal er kracht in u zijn, dat gij over weg gaat.

Job 13:17

Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.

Job 21:2

Hoort aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen.

Genesis 4:23

En Lamech zeide tot zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech! neemt ter ore mijn rede! Voorwaar, ik sloeg wel een man dood, om mijn wonde, en een jongeling, om mijn buile!

Richteren 9:7

Als zij dit Jotham aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim, en verhief zijn stem, en riep, en hij zeide tot hen: Hoort naar mij, gij, burgers van Sichem! en God zal naar ulieden horen.

Genesis 21:12

Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden.

Genesis 27:8

Nu dan, mijn zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede.

Genesis 27:13

En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen naar mijn stem, en ga, haal ze mij.

Genesis 27:43

Nu dan, mijn zoon! hoor naar mijn stem, en maak u op, vlied gij naar Haran, tot Laban, mijn broeder.

Jesaja 28:23

Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort mijn rede!

Genesis 49:2

Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader.

Numberi 23:18

Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw oren tot mij, gij, zoon van Zippor!

Ezechiël 40:4

En die man sprak tot mij: Mensenkind! zie met uw ogen, en hoor met uw oren, en zet uw hart op alles, wat ik u zal doen zien; want, opdat ik u zou doen zien, zijt gij herwaarts gebracht; verkondig daarna den huize Israels alles, wat gij ziet.

1 Samuël 8:7

Doch de HEERE zeide tot Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.

1 Samuël 8:9

Hoor dan nu naar hun stem; doch als gij hen op het hoogste zult betuigd hebben, zo zult gij hen te kennen geven de wijze des konings, die over hen regeren zal.

1 Samuël 8:22

De HEERE nu zeide tot Samuel: Hoor naar hun stem, en stel hun een koning. Toen zeide Samuel tot de mannen van Israel: Gaat heen, een iegelijk naar zijn stad.

Lukas 18:6

En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt.

Handelingen 2:14

Maar Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan.

Handelingen 7:2

En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran;

Handelingen 15:13

En nadat deze zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij.

Handelingen 22:1

Mannen broeders en vaders, hoort mijn verantwoording, die ik tegenwoordig tot u doen zal.

Handelingen 24:4

Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid u, dat gij ons, naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort.

Handelingen 26:3

Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn. Daarom bid ik u, dat gij mij lankmoediglijk hoort.

Handelingen 27:21

En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben;

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain