'Door' in de Bijbel
En zij weeklaagden, en weenden, en vastten tot op den avond, over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en over het huis Israels, omdat zij door het zwaard gevallen waren.
Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het ganse Bithron door, en kwamen tot Mahanaim.
Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot David gesproken, zeggende: Door de hand van David, Mijn knecht, zal Ik Mijn volk Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand van al hun vijanden.
Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe!
En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.
Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas, gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den dienst zijner knechten te troosten over zijn vader. En de knechten van David kwamen in het land van de kinderen Ammons.
Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef aan Joab; en hij zond dien door de hand van Uria.
Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven.
En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid-Jah, om des HEEREN wil.
Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en legde het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem.
En David ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets; ook had al het volk, dat met hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande en wenende.
Ziet, hun beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars zoon; zo zult gijlieden door hun hand tot mij zenden alle ding, dat gij zult horen.
Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam onder de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het muildier, dat onder hem was, ging door.
En hij toog heen door alle stammen van Israel, naar Abel, te weten, Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na.
Deze vier waren aan Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner knechten.
En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds van Zijn neus.
Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.
Ook hebt Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt.
De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest.
Toen braken die drie helden door het leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems bornput, die in de poort is, en droegen het, en kwamen tot David; doch hij wilde dat niet drinken, maar goot het uit voor den HEERE.
De koning dan zeide tot Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.
Alzo togen zij om door het ganse land; en ten einde van negen maanden en twintig dagen kwamen zij te Jeruzalem.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (28)
- Leviticus (22)
- Numberi (53)
- Deuteronomium (32)
- Jozua (48)
- Richteren (23)
- 1 Samuël (20)
- 2 Samuël (22)
- 1 Koningen (35)
- 2 Koningen (33)
- 1 Kronieken (14)
- 2 Kronieken (39)
- Ezra (6)
- Nehemia (14)
- Esther (11)
- Job (35)
- Psalmen (64)
- Spreuken (36)
- Prediker (7)
- Jesaja (57)
- Jeremia (63)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (94)
- Daniël (12)
- Hosea (11)
- Joël (2)
- Amos (11)
- Obadja (1)
- Micha (2)
- Nahum (2)
- Habakuk (6)
- Zefanja (2)
- Zacharia (7)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (47)
- Markus (24)
- Lukas (34)
- Johannes (15)
- Handelingen (78)
- Romeinen (75)
- 1 Corinthiërs (34)
- 2 Corinthiër (42)
- Galaten (29)
- Efeziërs (32)
- Filippenzen (12)
- Colossenzen (16)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (7)
- Titus (5)
- Filémon (4)
- Hebreeën (67)
- Jakobus (4)
- 1 Petrus (19)
- 2 Petrus (17)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (13)