'Gijlieden' in de Bijbel
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen naar ulieder gebergte, als een vogel?
Gijlieden beschaamt den raad des ellendigen, omdat de HEERE zijn Toevlucht is.
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. (1a) Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?
Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.
Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.
Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild.
Gijlieden zijt den HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft.
Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (29)
- Leviticus (4)
- Numberi (26)
- Deuteronomium (18)
- Jozua (31)
- Richteren (16)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (19)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (6)
- 1 Kronieken (5)
- 2 Kronieken (10)
- Ezra (7)
- Nehemia (10)
- Esther (1)
- Job (12)
- Psalmen (9)
- Spreuken (1)
- Hooglied (3)
- Jesaja (60)
- Jeremia (47)
- Ezechiël (32)
- Daniël (6)
- Hosea (3)
- Joël (1)
- Amos (3)
- Obadja (1)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Zacharia (7)
- Maleachi (5)