'Hier' in de Bijbel
Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik zeide: Zie, hier ben ik.
Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht.
En de koning toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken tot David, zeggende: Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden en kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen: David zal hier niet inkomen.
Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, hier is uw knecht.
Toen zeide David tot Uria: Blijf ook heden hier, zo zal ik u morgen afzenden. Alzo bleef Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen dag.
En zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen naam noch overblijfsel laten op den aardbodem.
Toen zeiden de knechten des konings tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning verkiezen zal, ziet, hier zijn uw knechten.
Maar indien Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie, hier ben ik, Hij doe mij, zo als het in Zijn ogen goed is.
Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was in het midden van den eik.
En de koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef staan.
Voorts zeide de koning tot Amasa: Roep mij de mannen van Juda te zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier.