'Hout' in de Bijbel
Die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons.
Ja, het geschiedde, vanwege het gerucht harer hoererij, dat zij het land ontheiligde; want zij bedreef overspel met steen en met hout.
Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen, alzo, omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal hen verteren.
De kinderen lezen hout op, en de vaders steken het vuur aan, en de vrouwen kneden het deeg, om gebeelde koeken te maken voor de Melecheth des hemels, en anderen goden drankofferen te offeren, om Mij verdriet aan te doen.
Want de inzettingen der volken zijn ijdelheid; want het is hout, dat men uit het woud gehouwen heeft, een werk van des werkmeesters handen met de bijl.
In een ding zijn zij toch onvernuftig en zot: een hout is een onderwijs der ijdelheden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (5)
- Exodus (4)
- Leviticus (8)
- Numberi (3)
- Deuteronomium (8)
- Jozua (1)
- Richteren (1)
- 1 Samuël (1)
- 2 Samuël (2)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (7)
- Ezra (3)
- Nehemia (2)
- Job (2)
- Spreuken (2)
- Prediker (1)
- Hooglied (1)
- Jesaja (5)
- Jeremia (6)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (13)
- Daniël (1)
- Hosea (1)
- Habakuk (2)
- Zacharia (1)