'Judá' in de Bijbel
Gimel. Juda is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers achterhalen ze tussen de engten.
Samech. De Heere heeft al mijn sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft een bijeenkomst over mij uitgeroepen, om mijn jongelingen te verbreken; de Heere heeft de wijnpers der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden.
Beth. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden, en heeft ze niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid, Hij heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd.
He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israel verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd.
Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (26)
- Exodus (4)
- Numberi (12)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (22)
- Richteren (22)
- Ruth (4)
- 1 Samuël (14)
- 2 Samuël (27)
- 1 Koningen (39)
- 2 Koningen (87)
- 1 Kronieken (23)
- 2 Kronieken (145)
- Ezra (15)
- Nehemia (27)
- Esther (1)
- Psalmen (10)
- Spreuken (1)
- Jesaja (26)
- Jeremia (165)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (15)
- Daniël (7)
- Hosea (15)
- Joël (6)
- Amos (4)
- Obadja (1)
- Micha (4)
- Nahum (1)
- Zefanja (3)
- Zacharia (20)
- Maleachi (2)