767 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Judá' in de Bijbel

En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.

VersbegrippenBeëindigingZijn Lof Laten ZienMensen Met Toepasselijke NamenVruchtbaar Zijn

De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.

VersbegrippenEerstgeboreneEerstgeboren Zonen

Toen zeide Juda tot zijn broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan, en zijn bloed verbergen?

VersbegrippenZondes Verbergen

En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van zijn broederen aftoog, en hij keerde in tot een man van Adullam, wiens naam was Hira.

VersbegrippenMensen Die BezoekenTerzelfdertijd

En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man, wiens naam was Sua; en hij nam haar, en ging tot haar in.

VersbegrippenBeperkingen Omtrent Het HuwelijkSex Binnen Het HuwelijkHuwelijksseks tussen

Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE.

VersbegrippenEerstgeboren ZonenGod DodendGod Doodt Individuen

Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis.

VersbegrippenOprechtheidOpgroeienSchoondochtersMogelijke DoodWerkelijke WeduwenBijbelteksten Wachten Tot Het Huwelijk

Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

VersbegrippenVerdrietSchapen ScherenDood Van Anonieme IndividuenDe Dood Van Anderen Berouwen

Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer, overmits zij haar aangezicht bedekt had.

VersbegrippenHoeren

En Juda zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar hij vond haar niet.

VersbegrippenNiet VindenNergens Te VindenSalaris Van Een ProstitueeSchapen Bezitten

En hij keerde weder tot Juda, en zeide: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen hoer geweest.

VersbegrippenNergens Te Vinden

Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie, ik heb deze bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden.

VersbegrippenNergens Te Vinden

En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde!

VersbegrippenProstitutieDe Legale Aspecten Van BestraffingDe Aard Van Sexuele ZondeTwee Tot Vier MaandenMensen VerbrandenDoodstraf Voor Sexuele ZondeVertellen Over Situaties Van Mensen

En Juda kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger dan ik, daarom, omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij bekende haar voortaan niet meer.

VersbegrippenDingen HerkennenGeven In Het Huwelijk

Toen sprak Juda tot hem, zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigd, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is.

VersbegrippenNiet Met Mensen

Toen zeide Juda tot Israel, zijn vader: Zend den jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, noch gij, noch onze kinderkens.

VersbegrippenSamengaanDoor De Mens In Leven Gehouden Worden

En Juda kwam met zijn broederen in het huis van Jozef; want hij was nog zelf aldaar; en zij vielen voor zijn aangezicht neder ter aarde.

VersbegrippenBuigen Voor Jozef

Toen zeide Juda: Wat zullen wij tot mijn heer zeggen, wat zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen? God heeft de ongerechtigheid uwer knechten gevonden; zie, wij zijn mijns heren slaven, zo wij, als hij, in wiens hand de beker gevonden is.

VersbegrippenOntdekt WordenVrijspreken Van De Rechtvaardigen

Toen naderde Juda tot hem, en zeide: Och, mijn heer! laat toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want gij zijt even gelijk Farao!

VersbegrippenGelijkwaardige Mensen

En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven in het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren Hezron en Hamul.

En hij zond Juda voor zijn aangezicht heen tot Jozef, om voor zijn aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen in het land Gosen.

Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.

VersbegrippenBuigenAanbevelingGroetenVijanden OverwinnenZijn Lof Laten ZienSereniteit

Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van de roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?

VersbegrippenJagenFiguurlijk Gebruik Van LeeuwenLeeuwenJong DierEnergieHurkenZoals Wezen

De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

VersbegrippenUitrusting, FysiekStafPersoneelEenheid Is Het Doel Van GodVoorspellingen Over ChristusMessiaanse ProfetieënVerzameld Door God

Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

VersbegrippenGod Die Anderen BenoemtMensen Van JudaIdentiteitGrootvadersVakmanschap

Daarna zeide Mozes tot de kinderen Israels: Ziet, de HEERE heeft met name geroepen Bezaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

VersbegrippenGod Die Anderen BenoemtMensen Van Juda

Bezaleel nu, de zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda, maakte al, dat de HEERE aan Mozes geboden had.

VersbegrippenHet Tabernakel MakenMensen Van Juda

Van Juda, Nahesson, de zoon van Amminadab.

VersbegrippenMensen Van Juda

Van de zonen van Juda, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken,

Waren hun getelden van den stam van Juda vier en zeventig duizend en zeshonderd.

VersbegrippenVijftig Tot Negentig Duizend

Die zich nu legeren zullen oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab, zal de overste der zonen van Juda zijn.

VersbegrippenOostVlaggenMensen Van Juda

Al de getelden des legers van Juda waren honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd, naar hun heiren. Zij zullen vooraan optrekken.

VersbegrippenEerst ZijnHonderdduizend En MeerEerste Om Te Vechten

Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam van Juda.

Want vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van Amminadab.

VersbegrippenVlaggenMarsopdrachtEerste Om Te HandelenMensen Van Juda

Van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne.

VersbegrippenMensen Van Juda

De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaan.

Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten.

VersbegrippenMensen Van Juda

Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd.

VersbegrippenVijftig Tot Negentig Duizend

En dit zijn de namen dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne;

VersbegrippenMensen Van Juda

Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

VersbegrippenStammen Van IsraëlDe Oversteek Naar Het Beloofde Land

En dit is van Juda, dat hij zeide: Hoor, HEERE! de stem van Juda! en breng hem weder tot zijn volk; zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en zijt Gij hem een Hulp tegen zijn vijanden!

VersbegrippenStammen Van IsraëlGod Help!Besteed Aandacht Aan God!

En het ganse Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee;

Maar de kinderen Israels overtraden door overtreding met het verbannene; want Achan, de zoon van Charmi, den zoon van Zabdi, den zoon van Zerah, uit den stam van Juda, nam van het verbannene. Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels.

VersbegrippenDe VervloekteDe Oorzaken Van De Toorn Van GodGods Onverdraagzaamheid Tegen Het KwaadMaterialisme Als Een Aspect Van ZondeGod TergenOntrouw Tegenover GodOnder De BanMensen Van JudaOntrouw

Toen maakte zich Jozua des morgens vroeg op, en deed Israel aankomen naar zijn stammen; en de stam van Juda werd geraakt.

VersbegrippenZij Die Vroeg OpstondenMensen Van Juda

Als hij het geslacht van Juda deed aankomen, zo raakte hij het geslacht van Zarchi. Toen hij het geslacht van Zarchi deed aankomen, man voor man, zo werd Zabdi geraakt;

VersbegrippenMensen Van Juda

Welks huisgezin als hij deed aankomen, man voor man, zo werd Achan geraakt, de zoon van Charmi, den zoon van Zabdi, den zoon van Zerah, uit den stam van Juda.

Te dier tijde nu kwam Jozua, en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israel; Jozua verbande hen met hun steden.

VersbegrippenBergenStammen Van IsraëlVernietigingReuzen

Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods, gesproken heeft te Kades-Barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van u.

VersbegrippenMensen Van Juda

En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin, zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden;

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidWildernis Van ZinZuidelijke Grens

De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee en derzelver landpale. Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenMiddellandse ZeeDe Westelijke Grenzen

Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron.

Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen.

De steden nu, van het uiterste van den stam der kinderen van Juda, tot de landpale van Edom, tegen het zuiden, zijn: Kabzeel, en Eder, en Jagur,

Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten, inwoners van Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag toe.

VersbegrippenDe Geschiedenis Van JeruzalemZion Als Een PlaatsZe Niet VerdrijvenOnmogelijk Uit Te DrijvenWaar Wonen Mensen Tot De Dag Van Vandaag

Zij nu zullen het delen in zeven delen; Juda zal blijven op zijn landpale van het zuiden, en het huis van Jozef zal blijven op zijn landpale van het noorden.

VersbegrippenNoordenStammen Van IsraëlZeven Dingen

En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.

VersbegrippenLand Als Goddelijke Verantwoordelijkheid

En die landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is, en haar uitgangen zijn aan Kirjath-Baal (welke is Kirjath-Jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen.

VersbegrippenDe Westelijke Grenzen

Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van Juda.

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidTweede Ding

Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel.

VersbegrippenMeer Dan Genoeg

En deze landpale wendt zich westwaarts naar Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok, en zij reikt aan Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan tegen den opgang der zon.

Toen heiligden zij Kedes in Galilea, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda.

VersbegrippenBergen

Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.

VersbegrippenDertien

Verder gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name noemde;

Zo gaven zij hun de stad van Arba, den vader van Anok (zij is Hebron), op den berg van Juda, en haar voorsteden rondom haar.

En de HEERE zeide: Juda zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven.

VersbegrippenMensen Van JudaZij Die God In Hun Handen Heeft Gegeven

Toen zeide Juda tot zijn broeder Simeon: Trek met mij op in mijn lot, en laat ons tegen de Kanaanieten krijgen, zo zal ik ook met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon op met hem.

VersbegrippenUitnodigingenSamen VechtenAfnemende Woede

En Juda toog op, en de HEERE gaf de Kanaanieten en de Ferezieten in hun hand; en zij sloegen hen bij Bezek, tien duizend man.

VersbegrippenInvasiesTienduizendenZij Die God In Hun Handen Heeft Gegeven

Want de kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem gestreden, en hadden haar ingenomen, en met de scherpte des zwaards geslagen; en zij hadden de stad in het vuur gezet.

VersbegrippenVeroveringJeruzalem Verbranden

En daarna waren de kinderen van Juda afgetogen, om te krijgen tegen de Kanaanieten, wonende in het gebergte, en in het zuiden, en in de laagte.

VersbegrippenDe Shephelah

En Juda was heengetogen tegen de Kanaanieten, die te Hebron woonden (de naam nu van Hebron was tevoren Kirjath-Arba), en zij sloegen Sesai, en Ahiman, en Thalmai.

De kinderen van den Keniet, den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk.

VersbegrippenSchoonvadersSchoonbroers

Juda dan toog met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaanieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer stad Horma.

VersbegrippenVernietigingSamen VechtenVernietiging

Daartoe nam Juda Gaza in, met haar landpale, en Askelon met haar landpale, en Ekron met haar landpale.

En de HEERE was met Juda, dat hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar hij ging niet voort om de inwoners des dals te verdrijven, omdat zij ijzeren wagenen hadden.

VersbegrippenStrijdwagensIjzerVoorbeelden Van OorlogZe Niet VerdrijvenIjzeren VoorwerpenGod Was Met JouOnmogelijk Uit Te Drijven

Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen, zelfs tegen Juda, en tegen Benjamin, en tegen het huis van Efraim; zodat het Israel zeer bang werd.

VersbegrippenVijanden Van Israël En JudaAanvallen

Toen togen de Filistijnen op, en legerden zich tegen Juda, en breidden zich uit in Lechi.

En de mannen van Juda zeiden: Waarom zijt gijlieden tegen ons opgetogen? En zij zeiden: Wij zijn opgetogen om Simson te binden, om hem te doen, gelijk als hij ons gedaan heeft.

VersbegrippenKwaad Met Kwaad BestrijdenVastbindenWaarom Doe Je Dit?

Toen kwamen drie duizend mannen af uit Juda tot het hol der rots Etam, en zeiden tot Simson: Wist gij niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Waarom hebt gij ons dan dit gedaan? En hij zeide tot hen: Gelijk als zij mij gedaan hebben, alzo heb ik hunlieden gedaan.

VersbegrippenLand Als Goddelijk GeschenkHeersersDrieduizend En MeerKwaad Met Kwaad Bestrijden

Nu was er een jongeling van Bethlehem-Juda, van het geslacht van Juda; deze was een Leviet, en verkeerde aldaar als vreemdeling.

En deze man was uit die stad, uit Bethlehem-Juda getogen, om te verkeren, waar hij gelegenheid zou vinden. Als hij nu kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis van Micha, om zijn weg te gaan,

Zo zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet, van Bethlehem-Juda, en ik wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden.

VersbegrippenWaar Vandaan?

En zij togen op, en legerden zich bij Kirjath-Jearim, in Juda; daarom noemden zij deze plaats, Machane-Dan, tot op dezen dag; ziet, het is achter Kirjath-Jearim.

VersbegrippenGegeven Namen Tot Vandaag

Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda.

VersbegrippenConcubinesMenselijk KoningschapBethlehemGeen Koning

Maar zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van hem weg naar haars vaders huis, tot Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier maanden.

VersbegrippenOprechtheidTwee Tot Vier MaandenZij Die Overspel PleegdenHoeren

En hij zeide tot hem: Wij trekken door van Bethlehem-Juda tot aan de zijden van het gebergte van Efraim, van waar ik ben; en ik was naar Bethlehem-Juda getogen, maar ik trek nu naar het huis des HEEREN; en er is niemand, die mij in huis neemt.

VersbegrippenGeen Mensen Verwelkomen

En de kinderen Israels maakten zich op, en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden God, en zeiden: Wie zal onder ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE zeide: Juda vooreerst.

VersbegrippenNavraag Doen Bij GodEerste Om Te VechtenVijanden BevechtenMensen Van Juda

In de dagen, als de richters richtten, zo geschiedde het, dat er honger in het land was; daarom toog een man van Bethlehem-Juda, om als vreemdeling te verkeren in de velden Moabs, hij, en zijn huisvrouw, en zijn twee zonen.

VersbegrippenVoorbeelden Van HongersnoodRechtersVluchtelingenVerblijvenIsraël BeoordelenTijden Van Mensen

De naam nu dezes mans was Elimelech, en de naam zijner huisvrouw Naomi, en de naam zijner twee zonen Machlon en Chiljon, Efrathers, van Bethlehem-Juda; en zij kwamen in de velden Moabs, en bleven aldaar.

VersbegrippenGenoemde Vrouwen

Daarom ging zij uit van de plaats, waar zij geweest was en haar twee schoondochters met haar. Als zij nu gingen op den weg, om weder te keren naar het land van Juda,

VersbegrippenSchoondochters

En uw huis zij, als het huis van Perez (die Thamar aan Juda baarde), van het zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw.

VersbegrippenNageslachtZoals Goede Mensen

En hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig duizend.

VersbegrippenStammen Van IsraëlVolkstellingDertigduizend En MeerDrie- Tot Negenhonderd DuizendMensen Van Juda

Dit verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te Telaim, tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van Juda.

VersbegrippenSoldatenVolkstellingTienduizendenTweehonderd Duizend En MeerMensen Van Juda

En de Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en verzamelden zich te Socho, dat in Juda is; en zij legerden zich tussen Socho en tussen Azeka, aan het einde van Dammim.

VersbegrippenStammen Van IsraëlVijanden Bevechten

David nu was de zoon van den Efrathischen man van Bethlehem-Juda, wiens naam was Isai, en die acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij een man, oud, afgaande onder de mannen.

VersbegrippenDe Vroege Jaren Van DavidAcht MensenVaders

Toen maakten zich de mannen van Israel en van Juda op, en juichten, en vervolgden de Filistijnen, tot daar men komt aan de vallei, en tot aan de poorten van Ekron; en de verwonden der Filistijnen vielen op den weg van Saaraim, en tot aan Gath, en tot aan Ekron.

VersbegrippenPoortenWegenStammen Van Israël

Doch gans Israel en Juda had David lief; want hij ging uit en hij ging in voor hun aangezicht.

VersbegrippenStammen Van IsraëlBuitengaan En BinnenkomenZij Die Liefhadden

Doch de profeet Gad zeide tot David: Blijf in de vesting niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen ging David heen, en hij kwam in het woud Chereth.

VersbegrippenBossenGenoemde Profeten Van De Heer

Public domain