'Kracht' in de Bijbel

Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht;

Wat is mijn kracht, dat ik hopen zou? Of welk is mijn einde, dat ik mijn leven verlengen zou?

Is mijn kracht stenen kracht? Is mijn vlees staal?

Hij is wijs van hart, en sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard, en vrede gehad?

Zo het aan de kracht komt, zie, Hij is sterk; en zo het aan het recht komt, wie zal mij dagvaarden?

Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.

Deze sterft in de kracht zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust was;

Ook trekt hij de machtigen door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens niet zeker.

Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder kracht is, en behouden den arm, die zonder sterkte is?

Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing.

Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks.

Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten.

Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet.

Zult gij op hem vertrouwen, omdat zijn kracht groot is, en zult gij uw arbeid op hem laten?

Het graaft in den grond, en het is vrolijk in zijn kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet.

Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.