'Mens' in de Bijbel
En hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens, en van gevogelte, en van viervoetige en kruipende gedierten.
Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.
En denkt gij dit, o mens, die oordeelt dengenen, die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?
Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig; gelijk als geschreven is: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt.
Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.)
Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken;
Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift, want indien, door de misdaad van een, velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van een mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen.
Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.
Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.
Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
Verbreek het werk van God niet om der spijze wil. Alle dingen zijn wel rein; maar het is kwaad den mens, die met aanstoot eet.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (19)
- Exodus (4)
- Leviticus (20)
- Numberi (3)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (1)
- Richteren (4)
- 1 Samuël (5)
- 1 Koningen (2)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (4)
- Nehemia (3)
- Job (37)
- Psalmen (27)
- Spreuken (25)
- Prediker (28)
- Jesaja (15)
- Jeremia (14)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (9)
- Daniël (5)
- Hosea (1)
- Amos (1)
- Jona (2)
- Micha (1)
- Zacharia (2)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (37)
- Markus (25)
- Lukas (46)
- Johannes (33)
- Handelingen (20)
- Romeinen (17)
- 1 Corinthiërs (13)
- 2 Corinthiër (4)
- Galaten (9)
- Efeziërs (5)
- Filippenzen (1)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (1)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (1)
- Titus (1)
- Hebreeën (3)
- Jakobus (6)
- 1 Petrus (2)
- Openbaring (2)