'Om' in de Bijbel
In de dagen, als de richters richtten, zo geschiedde het, dat er honger in het land was; daarom toog een man van Bethlehem-Juda, om als vreemdeling te verkeren in de velden Moabs, hij, en zijn huisvrouw, en zijn twee zonen.
Daarom ging zij uit van de plaats, waar zij geweest was en haar twee schoondochters met haar. Als zij nu gingen op den weg, om weder te keren naar het land van Juda,
Keert weder, mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen nacht een man had, ja, ook zonen baarde;
Zoudt gij daarnaar wachten, totdat zij zouden groot geworden zijn; zoudt gij daarnaar opgehouden worden, om geen man te nemen? Niet, mijn dochters! Want het is mij veel bitterder dan u; maar de hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan.
Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.
Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult gij van hier niet weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden.
De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, van den HEERE, den God Israels, onder wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen!
Als zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet.
Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gersteoogst en tarweoogst voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder.
Als nu Boaz gegeten en gedronken had, en zijn hart vrolijk was, zo kwam hij om neder te liggen aan het uiterste van een koren hoop. Daarna kwam zij stilletjes in, en sloeg zijn voetdeksel op, en legde zich.
En het geschiedde te middernacht, dat die man verschrikte, en om zich greep; en ziet, een vrouw lag aan zijn voetdeksel.
Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het ook aanvaarden van Ruth, de Moabietische, de huisvrouw des verstorvenen, om den naam des verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel.
Nu was dit van ouds een gewoonheid in Israel, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israel.
Daartoe aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabietische, de huisvrouw van Machlon, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, opdat de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden getuigen.
Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (143)
- Exodus (92)
- Leviticus (63)
- Numberi (77)
- Deuteronomium (136)
- Jozua (39)
- Richteren (67)
- Ruth (15)
- 1 Samuël (84)
- 2 Samuël (86)
- 1 Koningen (101)
- 2 Koningen (77)
- 1 Kronieken (66)
- 2 Kronieken (122)
- Ezra (39)
- Nehemia (41)
- Esther (25)
- Job (41)
- Psalmen (123)
- Spreuken (54)
- Prediker (33)
- Hooglied (5)
- Jesaja (124)
- Jeremia (149)
- Klaagliederen (8)
- Ezechiël (116)
- Daniël (40)
- Hosea (14)
- Joël (5)
- Amos (17)
- Obadja (3)
- Jona (10)
- Micha (11)
- Nahum (1)
- Habakuk (9)
- Zefanja (3)
- Zacharia (15)
- Maleachi (5)
- Mattheüs (75)
- Markus (47)
- Lukas (91)
- Johannes (39)
- Handelingen (73)
- Romeinen (33)
- 1 Corinthiërs (30)
- 2 Corinthiër (28)
- Galaten (5)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (12)
- 2 Thessalonicenzen (3)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (9)
- Titus (4)
- Filémon (1)
- Hebreeën (30)
- Jakobus (4)
- 1 Petrus (11)
- 2 Petrus (5)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (33)