'Om' in de Bijbel
HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen henen om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen U.
Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen.
Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden.
Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.
Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte.
Om de verwoesting der ellendigen, om het kermen der nooddruftigen, zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in behoudenis zetten, dien hij aanblaast.
De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen.
Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE!
Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.
Samech. De verborgenheid des HEEREN is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken.
Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.
Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.
Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden.
Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil.
Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger.
Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?
Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.
Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
Cheth. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
Een psalm van David, om te doen gedenken. (1a) O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij.
Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot.
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.
Laat hen te zamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken, om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden, en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad.
En zo iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.
Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
[ (Psalms 44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. ]
Laat de berg Sion blijde zijn; laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil.
Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.
Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.
Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!
[ (Psalms 56:14) Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden? ]
Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. (1a) Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan.
Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela.
Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen.
Laat hen zelfs omzwerven om spijs; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd.
Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela.
Zij raadslagen slechts, om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
Om in verborgen plaatsen den oprechte te schieten; haastig schieten zij naar hem, en vrezen niet.
Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!
Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen.
Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken. (1a) Haast U, o God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp.
Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg.
Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen;
Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen.
Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela.
(De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds.)
En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren.
Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis.
Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.
En den stam, dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat om den zoon, dien Gij U gesterkt hebt!
Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts.
[ (Psalms 92:16) Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht. ]
Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.
Voor het aangezicht des HEEREN; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.
Voor het aangezicht des HEEREN, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken in alle rechtmatigheid.
Allen morgen zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien.
Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;
Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.
Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen.
De jonge leeuwen, briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken.
Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen.
Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:
Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.
Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.
Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.
Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte.
Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.
En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.
De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.
Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden.
Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij.
Want Hij zal den nooddruftige ter rechterhand staan, om hem te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen.
Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
Niet ons, o HEERE! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil.
Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (143)
- Exodus (92)
- Leviticus (63)
- Numberi (77)
- Deuteronomium (136)
- Jozua (39)
- Richteren (67)
- Ruth (15)
- 1 Samuël (84)
- 2 Samuël (86)
- 1 Koningen (101)
- 2 Koningen (77)
- 1 Kronieken (66)
- 2 Kronieken (122)
- Ezra (39)
- Nehemia (41)
- Esther (25)
- Job (41)
- Psalmen (123)
- Spreuken (54)
- Prediker (33)
- Hooglied (5)
- Jesaja (124)
- Jeremia (149)
- Klaagliederen (8)
- Ezechiël (116)
- Daniël (40)
- Hosea (14)
- Joël (5)
- Amos (17)
- Obadja (3)
- Jona (10)
- Micha (11)
- Nahum (1)
- Habakuk (9)
- Zefanja (3)
- Zacharia (15)
- Maleachi (5)
- Mattheüs (75)
- Markus (47)
- Lukas (91)
- Johannes (39)
- Handelingen (73)
- Romeinen (33)
- 1 Corinthiërs (30)
- 2 Corinthiër (28)
- Galaten (5)
- Efeziërs (8)
- Filippenzen (7)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (12)
- 2 Thessalonicenzen (3)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (9)
- Titus (4)
- Filémon (1)
- Hebreeën (30)
- Jakobus (4)
- 1 Petrus (11)
- 2 Petrus (5)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (33)