'Te' in de Bijbel
Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.
Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.
Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed;
Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen.
Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden.
En dat om der ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen.
En van degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht.
En als Jakobus, en Cefas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter hand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan;
Alleenlijk, dat wij den armen zouden gedenken; hetwelk zelf ik ook benaarstigd heb te doen.
En toen Petrus te Antiochie gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.
Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelven zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Dat zij verre.
Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.
O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?
En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Broeders, ik spreek naar den mens: zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of niemand doet daartoe.
En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen.
Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.
Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben;
Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen.
Gij liept wel; wie heeft u verhinderd der waarheid niet gehoorzaam te zijn?
Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.
Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt.
Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed.
Doch laat ons, goed doende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij niet verslappen.
Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (193)
- Exodus (136)
- Leviticus (87)
- Numberi (126)
- Deuteronomium (222)
- Jozua (120)
- Richteren (165)
- Ruth (24)
- 1 Samuël (223)
- 2 Samuël (186)
- 1 Koningen (154)
- 2 Koningen (164)
- 1 Kronieken (137)
- 2 Kronieken (229)
- Ezra (73)
- Nehemia (71)
- Esther (52)
- Job (78)
- Psalmen (169)
- Spreuken (96)
- Prediker (60)
- Hooglied (10)
- Jesaja (205)
- Jeremia (257)
- Klaagliederen (10)
- Ezechiël (131)
- Daniël (81)
- Hosea (27)
- Joël (8)
- Amos (27)
- Obadja (3)
- Jona (12)
- Micha (18)
- Nahum (2)
- Habakuk (9)
- Zefanja (7)
- Zacharia (49)
- Maleachi (7)
- Mattheüs (158)
- Markus (109)
- Lukas (190)
- Johannes (69)
- Handelingen (262)
- Romeinen (73)
- 1 Corinthiërs (62)
- 2 Corinthiër (48)
- Galaten (29)
- Efeziërs (23)
- Filippenzen (23)
- Colossenzen (11)
- 1 Thessalonicenzen (19)
- 2 Thessalonicenzen (11)
- 1 Timotheüs (18)
- 2 Timotheüs (13)
- Titus (10)
- Filémon (4)
- Hebreeën (57)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (10)
- 2 Petrus (11)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (4)
- Judas (4)
- Openbaring (48)