'Vijftig' in de Bijbel
En zij zaten neder in gedeelten bij honderd te zamen, en bij vijftig te zamen.
Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig;
Want er waren omtrent vijf duizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij zaten, elk van vijftig.
En hij zeide: Honderd vaten olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en nederzittende, schrijf haastelijk vijftig.
De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien?
Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele waren, zo scheurde het net niet.
En daarna omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij hun rechters, tot op Samuel, den profeet.
Velen ook dergenen, die ijdele kunsten gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijftig duizend zilveren penningen.