'Wederom' in de Bijbel
Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.
Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten:
Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum.
Dit tweede teken heeft Jezus wederom gedaan, als Hij uit Judea in Galilea gekomen was.
Jezus dan, wetende, dat zij zouden komen, en Hem met geweld nemen, opdat zij Hem Koning maakten, ontweek wederom op den berg, Hij Zelf alleen.
En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde, leerde Hij hen.
Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen.
De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie.
Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet.
En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?
Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden?
Jezus dan zeide wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik ben de Deur der schapen.
Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme.
Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.
Er werd dan wederom tweedracht onder de Joden, om dezer woorden wil.
De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen.
Zij zochten dan wederom Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand.
En Hij ging wederom over de Jordaan, tot de plaats, waar Johannes eerst doopte; en Hij bleef aldaar.
Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judea gaan.
De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden hebben U nu onlangs gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts?
Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd.
Filippus kwam en zeide het Andreas; en Andreas en Filippus wederom zeiden het Jezus.
Vader, verheerlijk Uw Naam. Er kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En Ik heb Hem verheerlijkt, en Ik zal Hem wederom verheerlijken.
Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft:
Als Hij dan hun voeten gewassen, en Zijn klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zeide tot hen: Verstaat gij, wat Ik ulieden gedaan heb?
Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want Ik ga heen tot den Vader.
Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader?
Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien?
En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.
Ik ben van den Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot den Vader.
Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener.
Petrus dan loochende het wederom. En terstond kraaide de haan.
Pilatus dan ging wederom in het rechthuis, en riep Jezus, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden?
Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En als hij dat gezegd had, ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot hen: Ik vind geen schuld in Hem.
Zij dan riepen allen wederom, zeggende: Niet Dezen, maar Bar-abbas! En Bar-abbas was een moordenaar.
Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik in Hem geen schuld vinde.
En ging wederom in het rechthuis, en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf hem geen antwoord.
En wederom zegt een andere Schrift: Zij zullen zien, in Welken zij gestoken hebben.
Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden.
En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!
Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus:
Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen.