'Zat' in de Bijbel
Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.
En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.
En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder.
Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat.
En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen;
En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien.
En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer.
En als hij op de rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb toch niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil.
En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven.
En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten zoeken U.
En zij kwamen te Jericho. En als Hij en Zijn discipelen, en een grote schare van Jericho uitging, zat de zoon van Timeus, Bar-timeus, de blinde, aan den weg, bedelende.
En zij brachten het veulen tot Jezus, en wierpen hun klederen daarop; en Hij zat op hetzelve.
En als Hij te Bethanie was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd.
En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen.
En de dode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.
En een der Farizeen bad Hem, dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des Farizeers huis, zat Hij aan.
Als Hij nu dit sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan.
En het geschiedde, als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat, bedelende.
En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem.
En als zij vuur ontstoken hadden in het midden van de zaal, en zij te zamen nederzaten, zat Petrus in het midden van hen.
En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure.
En Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen.
De geburen dan, en die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde?
En Jezus vond een jongen ezel, en zat daarop, gelijk geschreven is:
Als Hij dan hun voeten gewassen, en Zijn klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zeide tot hen: Verstaat gij, wat Ik ulieden gedaan heb?
Als Pilatus dan dit woord hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder op den rechterstoel, in de plaats, genaamd Lithostrotos, en in het Hebreeuws Gabbatha.
En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.
En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja.
Maar Petrus, hebbende hen allen uitgedreven, knielde neder en bad: en zich kerende tot het lichaam, zeide hij: Tabitha, sta op! En zij deed haar ogen open, en Petrus gezien hebbende, zat zij over einde.
En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld.
En een zeker jongeling, met name Eutychus, zat in het venster en met een diepen slaap overvallen zijnde, alzo Paulus lang tot hen sprak, door den slaap nederstortende, viel van de derde zoldering nederwaarts, en werd dood opgenomen.
En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
En terstond werd ik in den geest; en ziet, er was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon.
En Die daarop zat, was in het aanzien den steen Jaspis en Sardius gelijk; en een regenboog was rondom den troon, in het aanzien der steen Smaragd gelijk.
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft;
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende:
En ik zag in de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van binnen en van buiten, verzegeld met zeven zegelen.
En Het kwam, en heeft het boek genomen uit de rechter hand Desgenen, Die op den troon zat.
En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!
En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.
En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde.
En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden.
En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
En de vier en twintig ouderlingen, en de vier dieren vielen neder, en aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja!
En ik zag den hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid.
En ik zag het beest, en de koningen der aarde, en hun heirlegers vergaderd, om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat, en tegen Zijn heirlegers.
En de overigen werden gedood met het zwaard Desgenen, Die op het paard zat, hetwelk uit Zijn mond ging; en al de vogelen werden verzadigd van hun vlees.
En ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden.
En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (8)
- Exodus (4)
- Leviticus (1)
- Richteren (4)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (7)
- 2 Samuël (2)
- 1 Koningen (4)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (1)
- Ezra (2)
- Nehemia (3)
- Esther (4)
- Job (6)
- Psalmen (4)
- Spreuken (3)
- Prediker (1)
- Jesaja (1)
- Jeremia (2)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (2)
- Hosea (2)
- Jona (2)
- Habakuk (1)