'Zeg' in de Bijbel
Toen zij afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot Saul: Zeg den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen.
Maar Samuel zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om den HEERE offerande te doen.
En zie, ik zal den jongen zenden, zeggende: Ga heen, zoek de pijlen, indien ik uitdrukkelijk tot den jongen zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo waarlijk de HEERE leeft!
Maar indien ik tot den jongen alzo zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (3)
- Exodus (12)
- Leviticus (12)
- Numberi (12)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (1)
- Richteren (1)
- 1 Samuël (4)
- 2 Samuël (2)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (1)
- Esther (1)
- Job (4)
- Psalmen (3)
- Spreuken (4)
- Prediker (5)
- Hooglied (1)
- Jesaja (8)
- Jeremia (16)
- Ezechiël (64)
- Daniël (3)
- Hosea (1)
- Zacharia (2)