'Zeggen' in de Bijbel
Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?
En God zeide tot Mozes: Ik ZAL ZIJN,, Die Ik ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!
Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.
En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!
Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!
Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israel.
Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons: Maakt de tichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen, doch de schuld is uws volks!
Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.
En gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen, heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord.
Laat ons den weg van drie dagen in de woestijn gaan, dat wij den HEERE onzen God offeren, gelijk Hij tot ons zeggen zal.
En het zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst?
Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich.
Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd.
Farao dan zal zeggen van de kinderen Israels: Zij zijn verward in het land; die woestijn heeft hen besloten.
Toen zeide de HEERE tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden van den hemel gesproken heb.
Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (24)
- Exodus (16)
- Leviticus (2)
- Numberi (13)
- Deuteronomium (48)
- Jozua (9)
- Richteren (6)
- 1 Samuël (15)
- 2 Samuël (15)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (3)
- Nehemia (3)
- Esther (4)
- Job (20)
- Psalmen (27)
- Spreuken (6)
- Prediker (3)
- Jesaja (42)
- Jeremia (64)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (21)
- Daniël (3)
- Hosea (7)
- Joël (2)
- Amos (4)
- Micha (4)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (1)