'Zeggen' in de Bijbel
Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela.
Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!
Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben met onze tong; onze lippen zijn onze! Wie is heer over ons?
Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover.
En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!
Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!
Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts!
Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha!
Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij groot gemaakt!
Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
[ (Psalms 58:12) En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt. ]
Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien?
Laat hen terugkeren tot loon hunner beschaming, die daar zeggen: Ha, ha!
Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt!
Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?
Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen.
Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden.
Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet.
Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.
Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God?
Dat degenen, die den HEERE vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan.
En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (24)
- Exodus (16)
- Leviticus (2)
- Numberi (13)
- Deuteronomium (48)
- Jozua (9)
- Richteren (6)
- 1 Samuël (15)
- 2 Samuël (15)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (3)
- Nehemia (3)
- Esther (4)
- Job (20)
- Psalmen (27)
- Spreuken (6)
- Prediker (3)
- Jesaja (42)
- Jeremia (64)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (21)
- Daniël (3)
- Hosea (7)
- Joël (2)
- Amos (4)
- Micha (4)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (1)