42 Bijbelverzen over Vaderschap

Meest relevante verzen

Lukas 11:11

En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven?

Jesaja 45:10

Wee dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij?

Psalmen 78:8

En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God.

Zacharia 1:5

Uw vaderen, waar zijn die? En de profeten, zullen zij in eeuwigheid leven?

Jeremia 3:19

Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren.

Psalmen 89:26

Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils!

Johannes 14:8

Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg.

Genesis 17:4

Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden!

Lukas 2:49

En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?

Johannes 5:37

En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien.

Johannes 8:39

Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.

Exodus 3:6

Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.

Never miss a post

Public domain