1 Thessalonicenzen 2:7

Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert;

1 Thessalonicenzen 2:11

Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een vader zijn kinderen, vermaanden en vertroostten,

Jesaja 49:23

En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten.

Genesis 33:13-14

Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven.

Numberi 11:12

Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb ik het gebaard? dat Gij tot mij zoudt zeggen: Draag het in uw schoot, gelijk als een voedstervader den zuigeling draagt, tot dat land, hetwelk Gij hun vaderen gezworen hebt?

Jesaja 40:11

Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.

Jesaja 66:13

Als een, dien zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten; ja, gij zult te Jeruzalem getroost worden.

Ezechiël 34:14-16

Op een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen Israels zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij nederliggen in een goede kooi, en zullen weiden in een vette weide, op de bergen Israels.

Mattheüs 11:29-30

Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.

Johannes 21:15-17

Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren.

Handelingen 13:18

En heeft omtrent den tijd van veertig jaren hun zeden verdragen in de woestijn.

1 Corinthiërs 2:3

En ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in vele beving.

1 Corinthiërs 9:22

Ik ben den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou.

2 Corinthiër 10:1

Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u;

2 Corinthiër 13:4

Want hoewel Hij gekruist is door zwakheid, zo leeft Hij nochtans door de kracht Gods. Want ook wij zijn zwak in Hem, maar zullen met Hem leven door de kracht Gods in u.

Galaten 5:22-23

Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.

2 Timotheüs 2:24-25

En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, en die de kwaden kan verdragen;

Jakobus 3:17

Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordelende, en ongeveinsd.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain