1 Thessalonicenzen 2:11

Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een vader zijn kinderen, vermaanden en vertroostten,

1 Thessalonicenzen 2:7

Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert;

Genesis 50:16-17

Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader heeft bevolen voor zijn dood, zeggende:

Numberi 27:19

En stel hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering; en geef hem bevel voor hun ogen;

Deuteronomium 3:28

Gebied dan Jozua, en versterk hem, en bekrachtig hem; want hij zal voor het aangezicht van dit volk henen overgaan, en zal hun dat land, dat gij zien zult, doen erven.

Deuteronomium 31:14

En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, uw dagen zijn genaderd, om te sterven; roep Jozua, en stelt ulieden in de tent der samenkomst, dat Ik hem bevel geve. Zo ging Mozes, en Jozua, en zij stelden zich in de tent der samenkomst.

1 Kronieken 22:11-13

Nu, mijn zoon, de HEERE zal met u zijn, en gij zult voorspoedig zijn, en zult het huis des HEEREN, uws Gods, bouwen, gelijk als Hij van u gesproken heeft.

1 Kronieken 28:9

En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten; indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten.

1 Kronieken 28:20

En David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, en heb goeden moed, en doe het, vrees niet, en wees niet verslagen; want de HEERE God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, en Hij zal u niet verlaten, totdat gij al het werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult volbracht hebben.

Psalmen 34:11

Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren.

Spreuken 1:10

Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;

Spreuken 1:15

Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

Spreuken 2:1

Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;

Spreuken 3:1

Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.

Spreuken 4:1-12

Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.

Spreuken 5:1-2

Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;

Spreuken 6:1

Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;

Spreuken 7:1

Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg.

Spreuken 7:24

Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.

Spreuken 31:1-9

De woorden van de koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder hem onderwees.

Handelingen 20:2

En als hij die delen doorgereisd, en hen met vele redenen vermaand had, kwam hij in Griekenland.

1 Corinthiërs 4:14-15

Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u.

Efeziërs 4:17

Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.

1 Thessalonicenzen 4:1

Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt.

1 Thessalonicenzen 5:11

Daarom vermaant elkander, en sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet.

2 Thessalonicenzen 3:12

Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.

1 Timotheüs 5:7

En beveel dit, opdat zij onberispelijk zijn.

1 Timotheüs 5:21

Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, niets doende naar toegenegenheid.

1 Timotheüs 6:2

En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn, als die deze weldaad mede deelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen.

1 Timotheüs 6:13

Ik beveel u voor God, Die alle ding levend maakt, en voor Christus Jezus, Die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft,

1 Timotheüs 6:17

Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten;

2 Timotheüs 4:1-2

Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:

Titus 2:6

Vermaan den jonge mannen insgelijks, dat zij matig zijn.

Titus 2:9

Vermaan den dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende;

Titus 2:15

Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst. Dat niemand u verachte.

Hebreeën 13:22

Doch ik bid u, broeders, verdraagt het woord dezer vermaning; want ik heb u in het kort geschreven.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain