2 Kronieken 16:9

Want den HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn.

Spreuken 15:3

De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.

Zacharia 4:10

Want wie veracht den dag der kleine dingen? daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.

Jeremia 16:17

Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.

1 Samuël 13:13

Toen zeide Samuel tot Saul: Gij hebt zottelijk gedaan; gij hebt het gebod van den HEERE, uw God, niet gehouden, dat Hij u geboden heeft; want de HEERE zou nu uw rijk over Israel bevestigd hebben tot in eeuwigheid.

2 Kronieken 6:20

Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, van dewelke Gij gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats.

Job 34:21

Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden.

Psalmen 34:15

Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.

Psalmen 113:6

Die zeer laag ziet, in den hemel en op de aarde.

Spreuken 5:21

Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.

Jeremia 32:19

Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen.

1 Petrus 3:12

Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed; maar het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen.

1 Koningen 15:32

En er was oorlog tussen Asa en tussen Baesa, den koning van Israel, al hun dagen.

2 Kronieken 15:17

De hoogten werden wel niet weggenomen uit Israel, het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen.

2 Samuël 12:7-12

Toen zeide Nathan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered;

2 Koningen 20:3

Och, HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer.

1 Kronieken 21:8

Toen zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld.

Job 34:18-19

Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen!

Psalmen 37:37

Schin. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn.

Jeremia 5:21

Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet.

Mattheüs 5:22

Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.

Lukas 12:20

Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?

1 Corinthiërs 15:36

Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is;

Galaten 3:1

O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?

Hebreeën 4:13

En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain